In 1985 kochten wij, vier bevriende echtparen van in de veertig, een oude boerderij met een grote schuur die onze gemeenschappelijke ruimte kon worden. Op de rest van het terrein werden vier huizen gebouwd. Woongemeenschap De Kamp in Bunnik was een feit!
We hebben er nooit spijt van gehad. Een van ons was blij met de moestuin die er op het terrein was en nog altijd eten we groente uit eigen tuin. Voor wie thuis is, is er vaak van en tot half 11 koffie. Op donderdagavond eten we samen, we koken om de beurt. We houden elkaar op de hoogte van ons wel en wee en kijken naar elkaar om, helpen waar nodig maar gaan elkaar niet wassen. Op zaterdag lunchen we met soep en een broodje. Een aantal keren per jaar hebben we een ‘kampdag’, we maken een uitstapje, bijvoorbeeld naar een museum en we eten in een restaurant.
Bestuur en kascontrole
We zijn een vereniging met een bestuur en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De taken zijn verdeeld wat betreft de functies in het bestuur, het onderhoud van het terrein en van de gemeenschappelijke ruimte ‘De Deel’, die ook gebruikt wordt door groepen van buiten, zoals een koor en een literatuurcursus. We vergaderen een paar keer per jaar. Er worden notulen gemaakt door de secretaris die ook een jaarverslag maakt. En van de penningmeester is er een financieel verslag. We hebben een kascontrolecommissie met iemand van buitenaf die mee controleert.
Nieuwe bewoners
Inmiddels is er veel veranderd. Drie van de eerste bewoners zijn overleden. Na zevenentwintig jaar kwam er een huis leeg dat verkocht werd aan een echtpaar met twee kinderen die nu naar de middelbare school gaan. Dit gezin kenden we al, ze woonden tegenover ons en zijn gaan helpen met het onderhouden van de moestuin toen onze ‘tuinman’ overleed. Vanzelfsprekend participeren zij in het reilen en zeilen van de woongemeenschap.
We zijn heel blij met deze jonge mensen. Zij doen dingen die ons steeds zwaarder gaan vallen, en wij doen waar zij niet aan toekomen. Zij hebben een drukke baan, staan nog midden in het leven en dat houdt ons ook betrokken bij de samenleving. Met hen is de kans groter dat onze woongemeenschap zal blijven bestaan, ook als wij, de mensen van het eerste uur, er niet meer zijn.
Janny Koops
Deze column verscheen eerder in Wijzer Wonen.